Mijn lichaam bracht zich krachtig maar o zo soepel voort, vol souplesse. Mijn spieren opgespannen, klaar om in de aanval te gaan. Mijn oren priemden onrustig door de bergen heen. Ik wist niet goed waar ik was. Hoelang dwaalde ik nou al door de eindeloze bergen met zo nu en dan een beekje dat rustig kabbelde. Zonder -gelukkig- geen enkel sprankje leven. Ik was niet gemaakt voor gezeldschap, was graag alleen. Laat staan dat ik ook maar een verlangen had naar een ander paard. Ik wilde gestraft worden voor mijn moord op het veulen. Ik wilde de rest van mijn leven bij de zwakke horen. Als straf voor de fouten. Ik wilde de waardige Sokkepoot zijn. Misschien nog wel minder waard dan de naam. Maar onder tussen voelde ik strijdlust. Ik was niet echt de bittere, norse merrie. Het was dat ik me aanpaste. Een moordenaar hoorde bitter en nors de zijn. En niet vriendelijk en strijdlustig. Ik was drie verschillende merrie's concludeerde ik.
De eerste: Sokkepoot the killer. Aan deze had ik het meeste hekel. Maar het was mijn huidige status. En ik vond het eerlijk het was een straf voor mijn moord. Ik was bitter, kortaf, snel aangebrand en nors. In mezelf getrokken. Gespannen. Klaar om weg te sprinten van elke vorm van aandacht. Ik was het niet waard. The Killer had maar één verlangen: Delaney, haar moeder die sprak wat een mislukkeling ik was. Die zei dat ze het van begin af aan al zag. Dat ik de moeite niet waard was.
De tweede: Sok. Dit was misschien de veiligste merrie. De merrie die ik eerst was. Toen ik nog geen moordenaar was. Een tijdje na dat ik was verbannen door mijn bloed eigen vader. Vrolijk, beleefd maar toch ergens nog terug getrokken en bescheiden. Maar hunkerend naar een moeder waar ze zich achter kon schuilen tegen een enkele vorm van kwaad. Zekerheid had ik nodig. De grootste verlangen was: Delaney, mijn moeder. Ik zou willen dat ze me zag. Dat ze zei dat het haar speet uit de grond van haar hart, dat ze me nooit meer wilde laten gaan.
En dan de derde: Just Sokkepoot. De merrie die ik zou moeten zijn. Die zo af en toe naar boven wist te komen maar daarna al weer wegzakte. Een strijdlustige, dappere en sterke merrie. In geest en lichaam. Iemand die de strijd aan gaat, die zich niet weg laat jagen. Die zich niet gek laat maken. Die stevig op haar benen staat. Ook die heeft maar één verlangen: Delaney, mijn moeder. Ik zou haar willen zeggen wat een pijn ze me heeft gedaan. Vragen waar ik dit aan verdient had, waarom ze er niet voor me was, nu niet en toen niet.
Wanneer geritsel uit de bomen komt. Spits ik mijn oren in de richting van het geluid. Spande mijn lichaam op, klaar om in de aanval te gaan. Een waarschuwende hinnik verlaat mijn keel, met de hoop dat het paard een ander besluit neemt en zich omdraait. Wanneer ik het lichaam van het angstaanjagende zwarte paard zich doe ik een stap naar achter. Maar mijn houding veranderd niet. Ik maak mijn lichaam groot en zette mijn hoeven stevig neer.
**Sok weet nog niets van schimmen
When you're the one
without any kind of luck