Jennifer Administrator
Profile Number of posts : 4988 Status : Active
Contact | Onderwerp: My Fanastic Four! wo 28 nov 2012 - 19:52 | |
| Velkan - Avanti - Serano - Imagine Aangezien het me niet altijd lukt om blijvend actief te zijn vanwege te weinig inspiratie ben op zoek naar Plots zodat het misschien wat beter gaat met die inspiratie. Het gaat dus over bovenstaande karakters, ik weet natuurlijk niet of het zal lukken ze alle vier draaiende te houden. Kzal kort ze beetje beschrijven en dat moet iedereen die een plot wil met één van de vier het me maar meteen melden. Ik sta voor bijna alles open. =DVelkanGeslacht: Hengst (Rang 1) Ras: Fries X Warmbloed Leeftijd: 10 jaar Ouders: Onbekend (gestorven) X Avanti Zijn verhaal: - Spoiler:
Mijn naam is Velkan, geen naam met betekenis, enkel een naam die men moeder me gaf. Voor vele paarden die me al wat langer kennen heet ik vaak Val of Valerius wat staat voor dapperheid en kracht. Dus bij deze heet ik Velkan Valerius, een creatie gemaakt door zowel moeder, familie als vrienden. Nu op dit moment ben ik tien jaar oud, ik ben een prachtige hengst voor wie goed kijkt. Vreemden kijken vreemd op als ze me zien lopen maar anderen, men kudde, die zijn me gewoon om wie ik ben. Mijn vader is een fries, men moeder een vrij grote elegante merrie. Tegenover haar is er weinig aan me dat haar doet herinneren aan haar tijd als veulen. Ik ben robuust, zwaar, gratievol en draag een zwoel charmant aura rondom me. Ik ben aantrekkelijk voor degene die me willen aanspreken. Ik ben voor het grootste deel gitzwart, heb lange zwarte manen met soms wat wittere plukken doorheen. Dat heb ik aan men moeder te danken, het witte in mijn lichaam. Vanaf men hoeven loopt een dunne witte aftekening rondom men benen naar boven, zo fijn, zo elegant maar vreemd. Je hoort geen aftekeningen te hebben die zo verfijnd en prachtig zijn. Zo is het bij alle vier men benen en het stopt bijna even snel als mijn been eindigt. Ik heb geen beenbeharing maar draag wel een volle dikke zwarte staart. Over mijn rug loopt een witte aalstreep die helemaal van tussen mijn oren komt. Mijn hoofd is misschien nog raarste, ik heb een bijna volledig wit hoofd. Of moet ik zeggen dat mijn bles enorm breed is uitgelopen? Tot net over mijn beide ogen ben ik wit zonder een roze neus. En dan mijn ogen … Het hangt een beetje af van waar ik me bevind. Aangezien de kudde vaak aan bosgrond leeft vind je me meestal terug in het bos. Ik voel me er rustiger, in het licht ben ik sneller afgeleid. Maar als ik onder de zon loop hebben mijn ogen een blauw paarsachtige uitdrukking, naarmate de nacht nadert of ik in het bos ben zijn mijn ogen geheel paars. Moeder zegt dat het me speciaal maakt, magisch.
Ik heb een afwijking, geen ernstige maar toch eentje waar ik rekening moet mee houden. Het viel me voor het eerst op toen ik enkele maanden oud was. Zonlicht weet me op een bepaalde manier te tergen. Ik heb hoofdpijn, ben sneller afgeleid en voel me futloos overdag … of tenzij ik in de schaduw van de bomen sta, dan voel ik me beter. Laten we zeggen dat ik lichtgevoelig ben, dus ben ik vaak in de bossen. Ik ben er als dat nodig is want anders zou ik de naam Valerius nooit waardig zijn. Maar soms is het lastig, het put me uit weet je … dat zonlicht. Het doet dingen met me die ik niet wil, het maakt me een beetje kapot. Maar ik ben er al tien jaar aan gewend, al tien lange jaren dat ik weet op welk moment van de dag ik het best tevoorschijn kom.
Hoe ik ben … Ik ben een krachtige hengst, gratie, charme en strijdlust zijn me ten lijve geschreven. Ik ben misschien een tikkeltje te impulsief, te snel in mijn besluit. Maar wat me vooral zo kenbaar maakt ik mijn mysterieuze uitstraling, mijn charmante aura. Ik heb een vreemde manier van denken, een soms niet echt logische manier van denken. Ik ben goed met woorden, te goed op moment en weet je snel te lezen. Wil je weten wat ik het leukst vind? … Het lezen van je ziel. Soms denk ik dat mijn ogen gewoon dwars door je heen gaan, je kunnen lezen. Ik merk elke spanning, ik hoor iedere ader kloppen en het is fascinerend. Het maakt een winnend succes bij de dames. Ik kom met iedereen behoorlijk goed overeen. Met andere hengsten vermaak ik me prima, ik kan een hele goede vriend zijn. Merries … ach merries … een geschenk van de goden, zo zie ik het altijd. Ik hou van merries, ik verslind ze op een passionele manier. Velen kunnen niet weerstaan aan me, ik doe er niet men best voor maar op de één of andere manier werk ik als een magneet. Je bent graag bij me, je verteld me graag je geheimen en ik zal je zeker helpen. Dat zijn de goede dingen, helaas heb ik meer slechts in men ziel dan goeds. Men moeder is zeker dat ik half Satans zoon ben maar subtiel ben in mijn handelingen. Daarom houdt ze me niet tegen. Ik heb nog nooit een moord gepleegd … wacht … misschien eentje als je wolf als waardig meerekent. Ik ben dus meer slecht dan goed. Ik ben vals, lustig, hebberig en trek je mee in mijn zieke wereld. Ik speel dingen door die niet door te spelen vallen, ik doe onopzettelijk dingen die je niet wilt dat ik doe. Ik ben krachtig en machtig en ik maak daar misbruik van. Lust naar meer … daarom wil ik geen onschuldige paarden doden, omdat ik denk dat het me zal meesleuren in een andere zieke twist van mijn geest. Zullen we zeggen dat ik verslaafd ben? Verslaafd aan de hebberigheid van al hetgeen ik al gehad heb? Ja, zo ben ik. Ik werk eraan, ik probeer het te verdringen maar er is altijd dat stemmetje in mijn hoofd, die boodschap die zich blijft herhalen … de boodschap van mijn vader.
Mijn verhaal? Ik ben geen leider geweest, noch een belangrijke hengst in de kudde. Ik ben zowat degene die kijkt en het iedereen naar zijn zin maakt. De kudde trekt zich niets aan van mijn hebberigheid, mijn lust naar meer. Ze zijn me al gewoon sinds men geboorte en ik ben ook altijd nuttig geweest. Op mijn drie jaar redde ik men jongere halfzusje uit het meer, ze was door het ijs gezakt en niemand durfde haar te redden. Ik ben niet heldhaftig maar ik voel me wel verantwoordelijk voor sommigen in mijn vriendenkring. Ik nam het op tegen wolven omdat de kuddeleider ziek was. Ik was een held ookal wou ik enkel maar dankbaarheid en geen eer. Weet je nu hoe ik aan mijn naam Valerius kom? Ik redde levens, keer op keer zonder me er vragen bij te stellen waarom ik die drang daarnaar had. Daarnaast vertelde ik ook geheimen door aan anderen, geheimen die ik helemaal niet mocht doorzeggen. Dat brengt mij, Velkan Valerius, op de eeuwige weegschaal van goed en slecht. De ene moment haat de kudde mij omdat ik ze tegen elkaar opzet en de andere moment kunnen ze me niet meer dankbaar zijn. De ene moment voel ik me meer goed dan slecht en dat plots kantelt dat helemaal. Ik vind het vreemd dat ik zo wisselvallig ben, vreemd dat ik zo’n zieke gedachten in men hoofd kan laten binnensijpelen. Liefde is een gevoel dat ik nooit heb gehad heb, verliefdheid wel, er zijn genoeg merries waar ik voor door het vuur zou springen maar geen enkel van hen zou ik mijn leven geven. Misschien ken ik liefde voor mijn moeder … waar ze is net overleden dus het gevoel verband zich bijna meteen met haar dood. Merries maken je zwak ondanks al hun pracht en elegantie. Ik geloof dat mijn vader me dat vertelde …
Over mijn vader en zijn plichtsgetrouwe ziel gesproken. De kudde kent hem niet aangezien mijn moeder alleen was toen ze gedekt werd en ik kwam. En hij was er niet bij mijn geboorte, ik zag hem pas voor de allereerste keer toen ik amper twee jaar was. Toen ik mezelf opsloot achter de schaduw van het bos. Ik voelde me onrechtstreeks aangetrokken naar hem en ik keek zeker naar hem op. We hadden veel gelijkenissen, hij was de typische robuuste fries en had een even zieke ziel als ik, kwam ik pas later achter. Hij gaf me geen glimlach, nog een teken van trots. Hij stelde me een reeks vragen over hoe mijn leven zou worden, wie ik zelf zou worden en wat ik wilde doen. Zijn woorden vraten aan mijn ziel, zijn slechtheid sijpelde binnen en maakte me tot wat hij zelf wou. Machtig en krachtig, het type dat oorlogen wint. Het is pas sinds die dag dat ik me anders ging gaan gedragen, meer hebberig, meer charmant en meer lustig. Hij gaf me een opdracht, een geheime missie noemde hij het. Die luidde als volgt:
“Op de dag die je zelf kiest, is dat nu of over tien jaar dan verlaat je de kudde. Je zegt hoe belangrijk het is dat je dit doet en je vertrekt. Je rent tot de maan je inhaalt, je rent tot de verhalen over dood en verderf overal rondom je zijn. Je wacht tot de volle maan … is hij blauw dan zit je goed! Je zegt niemand wie je bent of wat je hier doet. Je zegt niemand wie je ouders zijn, wat je zo speciaal maakt. Voor de rest ben je vrij om te doen wat je wilt. Ik denk dat je karakter het dan wel zal overnemen. Koester ieder geheim en deel het niet met onbekenden. Je moet de weegschaal stabiel houden jongen want het is de enige manier om me te geven van ik wil. Ik heb je gewaarschuwd, gewaarschuwd voor wat ik kan doen. Zelf ben ik daar ook, ik zal naar je kijken en misschien wel trots zijn. Vergeet deze opdracht niet, geef me wat ik wil en dan geef ik jou een eeuwig geschenk.”
Hij gaf me nog een hele uitleg omvattend mijn taak. Het drong pas tot me door toen mijn moeder stierf. Dan pas besefte ik dat die dag gekomen was, dat die dag me tot dat land zou brengen. Ik zei precies wat hij zei dat ik moest zeggen en vertrok. Zijn woorden bleven in mijn hoofd malen en ik keek met de dag meer en meer naar hem op. Niet door zijn zieke geest maar vanwege zijn visie … de visie over alles wat goed en slecht was op deze wereld. Ik zou iedereen willen zeggen hoe ik opkijk naar mijn vader maar dan weer … ik mag niet van hem. Ik zou willen schreeuwen, zijn naam schreeuwen ik zou willen zeggen: “Mijn vader is de almachtige Avanti!”
Plots: Alles is bijna welkom! =D AvantiGeslacht: Hengst (schimmenleider) Ras: Fries Leeftijd: Onsterfelijk. Ouders: Fester (gestorven) X Aro (gestorven) Verhaal: - Spoiler:
Een geboorte is de meest normale zaak op de aarde, in onze natuur. Vele geboortes vinden plaats maar gaan allen gepaard met een andere levenweg dat lijdt tot de dood. Het einde van ons bestaan is het vervolg van het begin, en mijn begin ligt in een kleine kudde van een 20-tal paarden. Mijn begin gaat gepaard met een ander begin, het begin van een leven als tweeling. Mijn moeder was er blijkbaar niet van op de hoogte geweest want ze verstootte mij meteen na geboorte. Ze heette Fester, een slanke jonge dame met niet al teveel respect voor haar kuddegenoten of het andere geslacht. Ze was brutaal, gemeen tegenover mij, mijn broer, mijn papa en al de rest. Maar ze was in zekere zin mystrieus en dat was de reden waarom ik naar haar opkeek. Die schijn in haar ogen, de kille blik over haar gelaat en het vastgevroren hart diep in haar lichaam maakte me nieuwschierig en bang tergelijk. De schijn in haar ogen was het vreemste dat je ooit kon zien, een paarse schijn naargelang de beweging van haar hoofd of de lichtinval. Het was prachtig en ze wist me te vertellen dat ik en mijn broer het beide ook droegen. Alleen was het bij ons overduidelijk paars, niet nagelang ons bewegingen of de lichtinval, paars was paars en niets anders. Mijn vader Aro was van oorsprong een eenzame teruggetrokken hengst die zich niet veel toonde bij dag maar vooral actief was bij nacht. Hij lijdde zijn leven in stilte en betrok niemand of juist iedereen bij zijn problemen. Hij was een vrij grote en gespierde zwarte hengst met een rustige gelaatsuitdrukking, misschien te rustig voor zijn postuur. Zijn leven nam een heel andere richting nadat hij Fester leerde kennen, hij werd ruw en vals. Het vermorzelen van harten die hem lief waren liet hij zonder enige moeite gebroken achter en moorden werd evenals een nieuwe bezigheid.
Uit deze twee karakter ontstond ik en mijn broer, hij heette Alvaro maar heb hem nooit meer dan die week gekend. Mijn lichaam was net dat van mijn vader, grof, groot en gitzwart gespierd. De schijn in mijn ogen had ik van mijn moeder, ze straalde niet veel goeds uit. De eerste week was niet vredig voor me, ik zag alles voor mijn ogen gebeuren. De kudde werd uit elkaar gerukt door mijn vader en mijn moeder zag genadeloos en met enig plezier toe hoe enkele paarden werden vermoord. Ik … ik keek toe en leerde zonder het te beseffen hoe je een ervaren moordenaar werd. In die week hadden ik en mijn broer tog een band met mekaar geschept, we leerden veel van mekaar en bij nader inzien was dat het domste dat er kon gebeuren want ik was de bron van al het onheil nadien. Na die week werd ik uit de kudde verbannen, achtergelaten en dat gaf me een gehaat gevoel.
Bij iedere zon die opkwam groeide mijn haat, de jaren streken voorbij en toen ik zeker was dat ik het zo kon liet ik mijn zintuigen het werk doen. Ik had verschrikkelijk veel paarden vermoord, verkracht en mishandeld. De eersten op mijn lijstje waren men ouders, zintuigen waren daar perfect voor. Mijn paarse ogen hadden steeds vanuit het bos toegekeken en ze wisten het. Ze wisten dat ik keek en ze werden bang, maar goed ook want hun dood was niet met rozengeur en manenschijn bekleed. 'Bang voor de dood?' Had ik hun die avond gevraagd. Ze schrokken zich een ongeluk maar deels hadden ze me voelen aankomen. Met die zelfgenoegzame grijns op mijn gezicht had ik ze vermoord, simpel, het laatste wat ze zagen waren die paarse ogen. Ik volgde ieder paard, vermoordde het en liep door naar de volgende tot ik in het land van de blauwe maan aankwam. Daar werd de liefde groter dan de haat en werd ik een schim, correctie ... leiderschim. De wraak ligt nu nog steeds bij de paarse ogen, iedereen zal moeten sterven.
Plots: Enkel slechte dingetjes. SeranoGeslacht: Hengst (leider rang 4) Ras: Pinto Leeftijd: 6 jaar. Ouders: Delaney X Onbekend Verhaal: - Spoiler:
Ik leefde om een groot gebied, groot maar te klein voor de vijf kuddes die er leven. Mijn kudde bestond uit twintig paarden, twintig paarden die vochten om hun spiertje gras en slokje water. Je werd geboren, had een prachtige veulentijd maar als je volwassen werd had je wel dergelijk iets om voor te vechten! Ik was niet het enige veulen dat werd geboren in dat jaar. Samen met vier anderen groeide ik op in de weelde en roem van het gebied. Als een andere kudde, wat vaak voorkwam, ons kruiste dan braken er soms gevechten uit maar steeds weer wisten de leiders van de kuddes onder de duim te houden. Zo gaat het hier en omdat de leiders ons niet langer wilden zien vechten vonden ze een overlevingstechniek uit die naast het overleven de kuddes ook erg uitdunde. Ieder jaar werden twee paarden, een merrie en een hengst, uit het gebied gestoten en onderworpen aan de wildernis van het bos. Slechts één paard kwam daar levend uit en slechts één was de winnaar. Het was vechten tot de dood en overleven omdat het echt moest, iedere winter weer waren merries bang hun zonen en dochters te zien vertrekken.
Het was een begin van een strenge winter, een winter die we in nog geen jaren hadden gekend. Het sneeuwde en vroor aan -20 graden en de meeste veulens die later waren geboren waren inmiddels al gestorven. Ik keek niet uit naar die dag, ik viel in de klasse van driejarige hengsten en samen met mijn vier vrienden werden we onderworpen aan het gezag van de leider. Maar één merrie en één hengst, we waren met twee van ieder dus er was vijftig procent kans dat ik degene zou zijn. Toen we de grote leider en zijn vader zagen naderen zonk de moed ons in de hoeven. Ze keken niet naar het uiterlijk, haar de spieren of je karakter. De vader van de leider was blind dus er was geen simpelere manier om willekeurig iemand te kiezen dan met hem. Hij koos eerst de merrie, Jenna, een schimmelkeurige merrie met een rank lichaam en een prachtig gebouwd hoofd. Ze was fier, trots en slim maar de kansen waren zo klein omdat ze niet sterk genoeg was om het tegen de hengsten op te nemen. En dan werd ik gekozen … Ik hoorde men moeder huilen, men zusje gillen maar voor ze goed en wel besef hadden was ik al weg.
Met tien paarden werden we in het vervloekte bos gedumpt. Leiders hielden alles in de gaten en toen verdween ze, Jenna. Ze rende de bossen in op zoek naar beschutting tegen haar rivalen. Ik als trotse krachtpatser zou voor de makkelijke manier gaan, aanvallen en hopen dat ik het overleefde. Water was er genoeg, we aten sneeuw maar voedsel. In dagen slonk mijn lichaam vier keer zo snel en ik werd zwak. Er waren inmiddels al vijf paarden vermoord door anderen. Ik vond Jenna de laatste dag van de week en samen besloten we om samen ten strijde te trekken. Ik had genoeg kracht om haar te beschermen en zij was slim genoeg om te kunnen overleven. Ik hoorde geruchten dat we nog maar met vieren waren en de dag kwam steeds dichter dat ik haar zou moeten vermoorden. Jenna, de merrie die me zoveel wijsheid bijbracht en me iedere keer weer hielp. Ik die haar beschermde tegen wolven tot de wonden ondragelijk veel pijn deden. En ik begon van haar te houden, juist omdat we in diezelfde diepte zaten. We wisten beide dat er één zou sterven maar we benutte iedere minuut samen tot dat moment er was.
Ze hield de wacht, zodat ik even kon rusten. Maar ik werd wakker van haar gegil, van haar smeekbede en ik wist meteen dat ik haar nooit had mogen laten gaan om de wacht te houden. Ik stormde met mijn imposante lichaam de grot uit en viel de brede palomino hengst meteen aan. Hij had geen schijn van kans, geen schijn van kans tegen mijn woede. Net als ik had hij ook een partner, een merrie uit dezelfde kudde als hem. Ik viel haar aan want ik voelde me leeg vanbinnen. En zo vermoordde ik de twee laatste paarden in dit verdomde spel. Ik wist te overleven zoals Jenna me geleerd had maar mijn leven eindigde op het moment dat ik haar de laatste keer zag ademen.
Iedereen was blij dat ik als winnaar uit de strijd kwam maar ikzelf? Ik was gebroken en dat nam de nodige gevolgen mee. Ik vervangde de leider van mijn kudde maar dat vermakelijkte de situatie niet. Ik werd leeg, spreken tegen mij was als spreken tegen de bomen. Ik probeerde me erover te zetten maar ieder jaar zag ik anderen vertrekken en werden herinneringen weer opgerakeld. Ik kon het niet langer dus ik rende weg toen ik vijf werd. Ik rende tot mijn lichaam geen weet meer wist met vermoeidheid en toen viel ik … Ik sliep dagen uit vermoeidheid die maar bleef komen. Een vermoeide geest die gekweld en gebroken was. Toen ik me goed genoeg voelde om verder te reizen deed ik dat, ik meed kuddes maar wist perfect te overleven zonder hun hulp, dankzij Jenna.
Ik was een goede leider, gaf altijd om het welzijn van de kudde, beschermde waar nodig maar al dat voor zolang ze me niet persoonlijk bij de feiten trokken. Ik dacht vanuit het principe ‘Overleven is regel één’ en ‘liefhebben is er enkel als je weet dat het haalbaar is’. En zodus wou ik nooit meer liefhebben, niet liefhebben tegenover merries, veulens, hengsten en vrienden. Ik was standvastig, wist te overleven maar de gevolgen waren ondragelijk. Nu ik me terug beter voel ben ik bereid de kudde onder mijn hoede te nemen. Ik ben afstandelijk, trots maar zal weinig tot niets lossen over mijn verleden. Wil je me leren kennen dan moet je je uitsloven maar het zal hem waard zijn als ik je in mijn hart sluit. Ik zal praten om je tevreden te stellen maar nooit uit eigen belang maar ik zal je verdedigen als je om die hulp komt vragen enkel omdat ik wil dat je het overleefd. Overleven is regel één en de rest komt later …
Plots: Noch vrij veel mogelijk, paarden die op zijn thuisgebied zijn opgevoedt, vader mss ... ImagineGeslacht: Merrie (Rang 1) Ras: Arabier Leeftijd: Onder de tien jaar. Ouders: Onbekend Verhaal: - Spoiler:
'Ik ben niet geboren zoals andere, ik ben niet geboren uit de liefde tussen mijn moeder en mijn vader, je zou eerder uit de haat kunnen zeggen. Ik ben geen liefdeskind en dat heb ik ook nooit gekend. Enkel disipline en klappen. En zo word je sterk, zo word je groots..'
Miragine is geboren in een kudde ver van deze plek vandaan onder een andere naam. Namelijk K̄hya. Haar leven begon al met rake klappen van haar geliefde ouders. Ze vonden het vreselijk om een 'dochter' te hebben. Ze maakte haar belachelijk en gebruikte haar als een of andere slaaf. K̄hya kende niets anders. Wist niets anders en dacht dat het de normaalste zaak van de wereld was. Tot ze naar andere veulens keek, veulens geboren uit liefde en behandeld met respect. Vanaf dat moment begreep de merrie dat er iets goed fout was in de botte koppen van haar ouders.
K̄hya kon echter niets anders dan blijven en de martelingen van elke dag ondergaan tot ze eindelijk een jaar oud was. Op de dag precies, een jaar na haar geboorte vertrok de jonge merrie wetend dat er toch wel meer in het leven zat dan pijn en haat.
En dit meer vond ze ook in de vorm van een jong meisje met haren de kleur van de zon en ogen zo blauw als de lucht waar ze onder leefde. Een meisje met een naam die K̄hya zich niet meer kan herinneren. Niet dat ze zo veel verstond van de woorden die door dit meisje tegen haar werden gesproken, op een na dan misschien. Waarmee het meisje K̄hya altijd begroette.. Miragine na een tijdje nam K̄hya gewoonweg aan dat het mensenkind haar zo noemde en besloot ze de schandvlek van een naam K̄hya weg te gooien en voor eens en voor altijd in haar hoofd haar naam te veranderen naar Miragine.
Al bleef Miragine niet compleet vrijwillig bij het meisje en haar familie was het wel een fijne tijd van zekerheid. Er werd voor haar gezorgd, ze was geliefd en boven alles de andere paarden waren aardig tegen haar. Zorgde er voor dat ze zich toch thuis voelde en wellicht, wellicht zo ze toch wel haar thuis hier kunnen vinden. Tussen de vreemde op twee benen lopende wezens..
Het lot bepaalde echter anders voor de toen nog aardig jonge Miragine.. Veel blankere tweebenen overvielen de familie van het meisje en met ijzeren stokken die een hels lawaai maakte zorgde ze er voor dat de familie van het meisje neerviel om niet meer te bewegen. Zo ook het meisje terwijl ze naar Miragine had geprobeerd toe te rennen om haar te bevrijden.
De mannen rukte aan haar hoofd en trokken haar mee. Hoe erg ze ook tegenstribbelde. Hoe hard ze ook wou vechten, het had geen zin en Miragine moest zich over geven. Met enkel nog een donker blauw lint tussen haar lichte staart liet ze zich meetrekken samen met de andere paarden.
Gevangen door de touwen rond haar hoofd kwam Miragine in een nog erger stadium dan ze had gedacht. Een smerig uitziende man drukte een heet metaal tegen haar achterhand waardoor er nu nogsteeds een soort w vorm op haar kont staat. Voor Miragine het door had werd ze alweer meegetrokken en op een hoop andere paarden gepropt.
Ze verloor haar kijk op de wereld. Mensen sloegen haar, waar nog nieteens een week geleden die tweebenen zo aardig voor haar waren geweest martelde ze haar nu en Miragine begreep een ding. Ze moest hier weg.
En de vechter die ze was besloot ze ook om te ontsnappen. Ze zag haar kans schoon toen de deur van het hek waar ze in vast zat open werd gemaakt. Vermorzelde waarschijnlijk de tweebeen die in de deuropening had gestaan en gooide al haar kracht en snelheid in haar benen om de grote deur te halen. En ze haalde hem. Al bleef haar staart haken tussen de dichtslaande deur en moest ze haar halve staart tussen de deur uit rukken haalde ze het.
En Miragine bleef rennen. Dag en nacht bleef ze rennen. Het vervloekte touw achtige ding rond haar hoofd wist ze van haar af te krijgen en ze ging door met rennen. Tot ze aan de rand van een woestijn aankwam. Een droge en kale vlakte maar aan de eind van die plek waar de zon nooit sterft was de belofte aan veiligheid. Een groen gebied lag aan de horizon en dat was alles waar Miragine voor ging. Niet wetend dat ze een veel groter gevaar tegen het lijf zou lopen. Niet wetend dat ze in een spel zou komen waar ze niet zou kunnen winnen, niet wetend dat ze in BMH zou komen..
Plots: Alles mogelijk! |
|
|
|