Kippp
Profile Number of posts : 11
Contact | Onderwerp: R A Y di 2 jul 2013 - 13:05 | |
| Afbeelding paard:Oorsprong afbeelding: Ik heb hem zelf gemaakt, stock op de manip zelf c: Naam paard: Ray Geslacht: Hengst Karakter: Verdrietig, maar hij doet zijn best zijn leven weer op te pakken en te worden zoals vroeger, hij heeft een kort lontje gekregen sinds hij in BMH is, hij is verschrikkelijk ongeduldig, maar als de ander geduld met hem heeft, kan hij een echte vriend in nood zijn. Verleden: - Inleiding:
Ik ben Ray, ik ben 8 jaar, ik ben hier heen gekomen om te vergeten en te vergeven. Om mezelf te vergeven, ik heb dingen gedaan die onvergeeflijk zijn. Ik doe mijn best, maar ik weet dat ik mezelf nooit zou kunnen vergeven. Nu vraag je jezelf zeker af wat er dan zo erg zou zijn? Er kan toch niets zo erg zijn dat je zelfs jezelf niet kan vergeven? O jawel, daarin heb je jezelf misschien wel heel erg vergist. Want mijn daad is wél zo erg. Ik probeer het te vergeten, maar iedere keer als ik het probeer te vergeten komt het twee keer zo hard weer terug. Probeer het verleden niet te vergeten, het zou je hoe dan ook volgen.
- Het begin:
Ik ben eigenlijk heel vredig opgegroeid, het gebied waar we in woonde was niet super. Maar ik had lieve ouders, Del en Lincolm, ze waren er altijd voor me, tot die ene dag. Die ene dag dat ik iedereen ten schande ben geweest, maar daar komen we later op terug. Ik had veel vrienden en ik was altijd trots, trots op mijn vurigheid, mijn eigenwijsheid, mijn soms botte, soms liefdevolle reacties. Ik was trots op mezelf omdat ik meestal vriendelijk was. Maar ik was vooral trots op mezelf omdat ik charmant was, ik was een echte verleider toen die dagen. Ik versierde de ene merrie naar de andere, het klinkt gevoelloos en voor sommige heb ik ook wel echt gevoelens gehad. Heus wel, maar nooit sterk genoeg. Tot ik háár ontmoette, Palmolive. De spierwitte merrie had kobalt blauwe ogen en tussen haar manen zaten zwarte plukjes, hetzelfde zwart was te vinden op haar kont en in haar staart. Op haar neus zaten ook zwarte spikkeltjes. Palmolive was misschien wel de eerste merrie waar ik met heel mijn hart van hield en van hou. Ik weet niet zo goed hoe ik het moet omschrijven. Ze is er namelijk niet meer, ze is weg, verdwenen, van de aardbodem weggevaagd.
- Het begin van het einde:
Dus bracht ik vijf jaar van mijn leven door met Palmolive naast mijn zijde. Toen ik ongeveer zes jaar was, een jaar nadat ik haar had ontmoet, kregen we ons eerste veulen. Het was een zwarte hengst, met zwarte ogen, hij had mijn ogen en de zwarte kleur van Palmolive haar stipjes, maar de hengst had zwarte manen. Míjn zwarte manen. We kroonde hem Ceaser. Toen ik negen jaar was kregen we ons tweede veulen. Ook een hengstje, deze had een grijze kleur met de kobalt blauwe ogen van Palmolive. Dit veulen kroonde we Vevo. Maar toen kwam hij, ik was negen en een half jaar. Een hengst met ogen helder als de helderste zee, een vacht sprankelend en nooit vies, een stem mooier dan de mooiste nachtegaal . Ik had vanaf het begin al een hekel aan deze hengst met de naam Parondontax, maar Palmolive vond deze hengst geweldig. En ik voelde gewoon hoe ze van hem begon te houden, eerst als een zus en daarna groter. Tot ze op een dag op me af kwam. Ik staarde haar verbijstert aan. `JE DOET WAT?’ ik kon er niets aan doen maar begon te schreeuwen. Misschien had ik dat beter niet kunnen doen, want haar reactie was dat ze hard wegrende en mij met Vevo achterliet.
- Het einde:
Ik had haar keuze bijna geaccepteerd toen ik haar tegen kwam. Alles overspoelde me weer, alle haat, al het verdriet, de moeizame opvoeding van de eigenwijze en eigenzinnige Vevo. Het was twee maanden later. Het ergste was nog dat ik die Parondontax zag, met zijn veel te grote grijns, waarschijnlijk was zijn grijns heel wat minder groot dan die was in mijn verbeelding, maar in mijn verbeelding was al het perfecte wat hij deed uitvergroot, wat mijn haat alleen maar vergrootte. Het was gek dat ik mijn woede op Palmolive africhtte, je zou denken dat ik het zou africhten op Parondontax, of Tax zoals Pal hem altijd noemt. Voor ik echt helemaal weet wat ik doe hang ik aan de strot van Parondontax, na een paar seconden valt hij al neer. Slappeling, daarna richt ik me met grote ogen op Palmolive. Eventjes lijkt het alsof ik spijt heb, maar de glimlach rond mijn gezicht verraadt alles. Hij is moordlustig, ik snak naar bloed, naar het bloed van Palmolive. Voor ik het weet zet ik mijn tanden in haar fluweel zachte neus, het valt me nu pas echt op hoe zacht hij is, daarna is alles zwart. Ik weet het niet meer, ik was in een soort roes. Soms heb ik wel een herinnering waarin ik met mijn tanden in Palmolive tevoorschijn kom, maar voor de rest is alles zwart.
Als ik bij kom is alles een grote waas, ik weet niet wat er het uur daarvoor is gebeurd. Het enige wat ik zie is een dode Palmolive die onder me ligt. Ze is besmeurd met bloed, eventjes heb ik de hoop dat ik haar alleen maar verdedigt heb tegen een gevaarlijk roofdier, tegen de andere hengst bijvoorbeeld, die verderop ligt. Maar dan herken ik hem als Parondontax, dus denk ik dat er wolven zijn gekomen en ik de enige overlevende ben. Maar ik weet dat ik mezelf aan het voorliegen ben, ik heb Pal niet verdedigd, ik heb haar vermoord. De bittere smaak van bloed dwaalt nog steeds rond in mijn mond. Ik klap mijn mond open, nee, nee, dit heb ik niet gedaan. Dit kan ik niet gedaan hebben. Het bloed van de merrie kleurt fel af tegen de witte achtergrond. Ik slik, verbaast sta ik op van de grond. Mijn ogen zijn wijd opengesperd. Ik snap het niet, dit kan ik niet gedaan hebben. Ik hield toch nog steeds van haar? Ik open mijn mond, maar er komt geen geluid uit. `…N….E…..E,’ komt er moeizaam over mijn tong gerold. `NEE!’ Schreeuw ik plotseling, ik zak weer in elkaar, mijn hoofd in het plasje bloed van Palmolive. Ik druk mijn neus zachtjes tegen de hare, in de hoop dat dit allemaal maar een nare droom is. Maar het is het niet. Eindelijk komen de tranen, ik voel ze achter mijn ogen prikken, maar er is toch niets dat ik nog kan doen. Dan open ik mijn mond en laat de tranen vrijelijk over mijn wang glijden, terwijl ze lichte druppeltjes maken in het bloed van Palmolive.
`Ver in de wolken, hoog in de lucht. Daar zit jij, je maakt een prachtige vlucht. Sluit nu maar je ogen, want morgen is het weer een nieuwe dag. Een dag van plezier, een betere dag. Laat het verleden maar achter je, want nieuwe tijden komen aan. Ga nu en vlij je hoofd op je zachte wolken dek. Ga nu en sluit je ogen maar, om te rusten. Te rusten voor altijd,’
de klanken rolden soepel over zijn tong naar buiten, hij had zijn hoofd opgetild terwijl hij zong. Het geluid van zijn muziek vulde de stilte in het gebied. Ik sluit mijn ogen, ik kon dit niet meer. Ik wou dit niet meer. Het liefste van alles wou ik hier sterven, ik wou hier vergaan van de honger, het zover laten komen dat ik wel van het bloed van Palmolive moest gaan drinken om te kunnen overleven. In wou bevriezen van de kou, het maakte niet uit hoe. Maar ik wou stoppen, stoppen met denken, stoppen met ademhalen. De emotie overmande en ik begon te rillen. Ik trilde van top tot teen en klappertandde. Ik wou het net opgeven toen ik de stem van Palmolive in me hoofd hoorde. `Het is niet jouw fout, het is mijn fout, ik had je nooit mogen verlaten. Alsjeblieft Ray, blijf leven, blijf leven voor mij. Zoek Vevo op en voedt hem zo goed op, maar denk er niet aan om je leven te beëindigen. Ik wil niet dat je ermee stopt, niet voor mij. Dat ben ik niet waard, ik ben een onbetrouwbaar kreng. Alsjeblieft Ray, alsjeblieft, blijf leven. Blijf leven, hoogstens voor mij,’ de emotie die ik in mijn hoofd hoor dreunt nog iedere dag door. Ik zie haar voor mij, met haar prachtige ogen vol tranen. Ze leefde altijd met je mee, als zij nu nog zou leven zou ze liefdevol tegen me aan kruipen, me troosten en goede moed inspreken. Ze zou grapjes maken, alles doen om me weer vrolijk te maken. Want ze had er een hekel aan als ik verdrietig ben, dat weet ik heel goed. Ze huilde als ik huilde, ze lachte als ik lachte. Alles wat ik deed, deed zij ook, maar zij deed het met meer charme. Dus stond ik met knikkende knieën op, ik moest Vevo zoeken en weggaan hier. Voor haar, voor Palmolive. Want diep in mijn hart zag ik haar nog steeds als mijn merrie, de merrie die van mij was, voor altijd. En ze zou me nooit verlaten. Ik betwijfel het nu ook of ze ooit echt van die Parondontax heeft gehouden, of ze niet stiekem naar me terug wou. En wat ze ervoor terug krijgt? Precies, de dood, de dood, ingepakt door haar partner, want ergens was ik nog steeds haar partner. In mijn hoofd rende we nog steeds over de velden, plukte ik nog steeds bloemen voor haar. Versierde ik haar manen en staart met fleurige bloemen en maakte ik elegante bewegingen voor haar. In mijn hoofd schuilde we nog altijd samen onder een boom als het regende, tegen elkaar aan geplakt om elkaar warm te houden in de winter. In mijn hoofd was zij er altijd nog, lachte ik nog met haar en was ik verdrietig met haar. In mijn hoofd was zij er altijd voor mij, ook op de dagen dat ze ervandoor ging met een ander. En nu is al mijn dank aan haar de dood. Ik wou haar meer geven, ik zou haar mijn leven geven als het moest. Maar ik had het haar zo horen zeggen, ze wou niet dat ik een einde maakte aan mijn leven, niet voor haar. Maar ze was het wel waard, dus liep ik naar de dichtstbijzijnde hoogste rots die ik zien kon. Ik klom met al mijn laatste kracht de rots op. Ik had al twee hoeven van de rots toen ik haar stem in mijn hoofd hoorde, nogmaals. `Alsjeblieft Ray,’ maar het was al te laat, ik probeerde me nog aan de rots vast te klampen, maar het lukte niet. Ik viel en viel, zo de dood in de armen. Mijn dood in de armen. Ik viel mijn leven tegemoet, zag alles nog een keer gebeuren. En toen was ik terug daar, een halfuur geleden. Waar ik in grote verwarring boven het lichaam van Palmolive hang. Ze was toen al koud. En toen raakte ik de grond, mijn hoofd dreunde hard tegen de sneeuw en ik hoor de botten in mijn rug kraken, daarna is alles zwart.
Het was een wonder dat ik mijn ogen na het voorgeval nog kan openen, mijn hoofd bonkt en ik voel mijn hart in mijn keel slaan, alsof hij er elk moment kon uitspringen. Ik voelde mezelf ziek, ziek in mijn hoofd en fysiek ziek. Alsof alles uit mijn lichaam is gezogen, alsof alles weg is behalve pijn en verdriet. Alsof er nooit meer enige vrolijkheid zal zijn. De kilte van de omgeving sloeg aan op mijn stembanden, op mijn vachten, mijn ogen traande. Ik probeerde op te staan, alles, ieder deel in mijn lijf protesteerde tegen deze actie, met name mijn rug. Maar ik stond op, ik wist niet hoe ik verder moest, als ik hier maar wegkwam. Zo strompelde ik naar dit gebied, naar Blue Moon Horses, terwijl bij iedere stap de botten in mijn rug protesteerde en ik het wou uitschreeuwen van pijn.
|
|