Vanth draafde geruisloos door de donkere en dodelijke bossen van Vyrantium. Een kille adem die rook naar dood waaide haar donkere tegemoet. Haar passen waren groot en geluidloos, zelfs de kleinste knaagdieren met de grootste oren zouden haar niet gehoord hebben. Ze had honger, te veel dieren wisten dat deze plek niet veilig was. Niet zo lang geleden was er een groot hert binnengebracht voor heel de kudde, laar Vanth was er te laat bij en had enkel het karkas om nog hier en daar een beetje vlees van af te kunnen sabbelen. Haar ribben staken door haar vacht en haar hoofd was benig, toch hield ze zich taai en trok zich niks aan van haar toestand.
Ze kwam bij de kudde en enkele schimmen staarde haar na, ze gromde ze kwaad na en hapte ze toe. Wanneer ze Avanti passeerde knikte ze hem vol respect toe en sprak stil zijn naam. Een zoete geur kwam haar neus binnen, haar oren stonden naar voor gericht, haar hoofd vloog de lucht in en haar ogen staarde de diepte in. Kort trok ze haar bovenlip op zodat haar tanden kort zichtbaar werden. Haastig rende ze langs Avanti door richting de zijkant van het gebied. Des te meer Vanth naar de zijkant liep, hoe lichter het werd. De donker en duistere lucht waar Vanth nu al een tijdje onder leefde werd als maar lichter, naar mate ze zich meer verwijderende van de kern van Vyrantium.
Een sneeuwwitte merrie draafde langs de kant. Een valse grinnik gleed subtiel over haar lippen. Ze draafde naar de merrie toe en wandelde er daarna vrolijk naast. Vanth kreeg een vuile blik toe geworden door haar uiterlijk, maar daar trok ze zich niks van aan.
"Zo, wat doe je hier? Nog nooit gehoord van de schimmen?" De merrie stak haar neus in de lucht en proestte verwend.
"Ach, je bedoelt die vuile monster? Die kunnen me niet veel doen, ik ben de prinses van de aanliggende kudde." Vanth grinnikte.
"Owh !! Dus je bent een prinses, dus de schimmen kunnen je niks? ..." De merrie wou net antwoord geven, toen Vanth haar hoektanden ontblote en ze rond haar neusbotje plaatste.
"... Fout gedacht Juffie" Gromde ze woest. De smaak van bloed kwam haar mond binnen, het water liep langs haar scherpe hoektanden naar beneden. Dit was ondragelijk. Ze had zo'n honger en ze wist dat ze dit paard niet kon vermoorden. Met een ruk gooide ze de merrie op de grond en stukje bot had ze nog tussen haar tanden. Bloed druppelde langs haar tanden naar beneden en spatte op de merrie haar hoofd uiteen. Ze keek Vanth angstig aan en had geen idee wat haar overkwam. Vanth ging op haar buik staan en ondanks dat haar ribben eruit staken hoorde ze de ribben van het paard onder haar hoeven één voor één kraken. Ze grinnikte vuil en keek de merrie recht aan met haar ijzige ogen. Omdat Vanth haar niet lang meer zou kunnen tegen houden voordat ze het paard zou opeten schreeuwde ze het sneeuwwitte dier kwaad toe.
"Scheer je weg, misbaksel." De merrie scharrelde overeind en rende weg, het gebied van Blue Moon Horses uit. Vanth zuchtte teleurgesteld en kromp kort ineen door de pijn van de honger. Een kwade hinnik verliet haar lippen. Ze galoppeerde weg, nog steeds geruisloos. Haar benen brachten haar weer dieper het bos in, weer naar het duister.
Ze stopte abrupt, spitste haar oren en vang het geluid van een vogel op. Ze lokaliseerde hem perfect, sprong omhoog en doorboorde hem met haar tanden in één keer. Ze schrokte de vogel naar binnen met huid, veren en botten. Het vulde haar maag, maar lang niet helemaal. Ze draafde verder en na een tijd draven zag ze in de verte een gestalte staan. Hij was zwart en niet alleen door de donkerte in dit gebied. De trippelde dichter bij. De emotieloze en koele, ondoordringbare ogen herkende ze direct. Zo zwart als kool.
"Mitch." Ze grinnikte kort en ging recht over hem staan, als teken dat hij moest stoppen. Twee passen van hem verwijdert, zetten ze haar benige lichaam tot stilstand.