Spott galopeerde door de bossen. Ze vond de hete dag heerlijk, eindelijk eens zon. Wolken hadden wekenlang gedrijgt regen op hun neer te laten vallen. Nu waren ze eindelijk opgetrokken en het zonnetje verwarmde ieders vacht. Het was ook beter wand dan waren de schimmen veel kleiner. Ze hinnikte van plezier. Wolkjes droge aarde dwarrelde lang haar manen. Haar ijsblauwe ogen keken blij. In de verte zag ze het einde van het misterieuze bos en ze wist dat een uitgestrekte woestijn hier bevond. Ze galopeerde nog even door en vertraagde toen haar pas tot draf. Ze keek omzich heen en zag alleen maar een raar strooisel liggen. Ze snuffelde er aan en het kriebelde in haar neus. Ze briesde. Ze zette er een hoef op en die zonk tot haar knie. Ze stapte een eindje en zakte weg tot haar buik. Oké ze was een kleine schetland pony maar zo klein toch ook niet hé? Ze stapte terug achteruit en kwam weer op de droge aarde te staan. Ze probeerde nu weer haar hoef neer te zetten maar deze keer deed ze het veel lichter. Haar hoef zakte nu niet weg. Ze stapte een eindje zonder te zinken. Dan probeerde ze draf. Wolken raar strooisel woeien op. Ze niesde. Haar pas werd hogen en nu galopeerde ze over de woestijn. De zon stond nu op zen hoogst en brandde door haar vacht heen. Ze stopte met galopeeren en draaide zich om. Ze had verschillende kronkels en bochten gemaakt. Het bos was gelukkig nog in zicht. Ze draafde door tot ze precies in de verte een water poel zag. Ze merkte dat ze vreselijk veel dorst had en galopeerde er naar toe. Toen ze dacht dat ze erbij was zag ze dat het nog een paar kilometers verder lag. Ze zuchtte en al dravend ging ze er naar toe. Na een uurtje gedraafd te hebben in allerlij bochten en omwegen stopte ze. De zon verschroeide haar vacht. Ze draaide zich om. Een koele wind blies om haar oren. Ze keek van links naar rechts en tot haar verbazing was het bos verdwenen. "Waar ben ik?", hinnikte ze schor.