*Het is nog steeds blauwe maan trouwens.
Met de blauwe maan op de achtergrond sluimerde Kratos, als de jager die hij was, overheen de vlaktes. Hij had afstand gedaan van zijn positie als informatiedoorspeler en was gaan werken 'op het veld', zoals ze dat in correcte termen zeiden. Hij was voor het eerste een echte jager geworden en dat was in de smaak gevallen bij Avanti. Avantis goedkeuring gaf hem voldoening, en ergens hoopte hij dat hij - of de duivel - hem ergens zouden belonen.
Maar desondanks, als dat niet gebeurde, wat was er dan beter dan het leven dat hij nu leed? Kratos putte zelfvoldoening uit de dingen die hij deed en hij deed het met plezier, waarom zou hij dan bevestiging nodig hebben van zijn Heer en Meester?
Kratos' tanden blinkten in het maanlicht, zijn zintuigen stonden op tweehonderd procent en de toevallige voorbijganger bleef dan ook niet opgemerkt. 'Goeienavond, eenzame ziel,' een oncharmante grijns speelde rond het beest - want dat was hij tijdens blauwe maan - zijn lippen. 'Heb je de verhaaltjes niet gehoord? Ben je niet bang genoeg om je te verstoppen, zou tijdens de duisternis?' Onverwacht schoot de hengst naar voren en klapten zijn kaken op elkaar vlak voor het gezicht van de ziel voor hem.