Bo
Profile Number of posts : 2551 Status : Active
Contact | Onderwerp: I want to be dead ~ Connor wo 6 feb 2013 - 16:44 | |
| | D A G ~
Dag kijkt naar zijn hoeven, ze vertonen zich amper door de dikke laag sneeuw. De volgende blik werpt hij op zijn flanken, ze zijn beide besmoord met bloed. Hij haatte het, hij haatte de pijn die hem gegeven was door die stomme schimmenmerie. Haar lange slachttanden hadden zich door haar vacht bewogen wanneer ze door zijn spieren gleden. Hij was heel vee l bloed verloren, het was ook maar de vraag of hij het zou overleven. Dag haatte het leven, hij wilde niet meer verder zo. Wanneer hij een paar stappen zou zetten zou hij dat amper kunnen doen omdat die zo nodige spieren nauwkeurig waren doorgesneden, hij zou het wel overleven, maar het was een pesterijtje. Waar waren de leiders geweest? Hij had door het hele Orlais gewaard zonder dat iemand hem had gezien? Dat kon niet, in ieder geval waren te laf om iets te doen, te laf om voor hun eigen soort op te komen. Hij had wel paarden gezien, maar ze doken allemaal angstig weg voor de stomme gedaantes.
De wind speelde met zijn plukkerige manen , die om de windvlaag de diepe wonden in zijn hals vertoonde. Dag kon amper zijn hoofd bewegen, met een flits trok hij zichzelf in een galop, maar veel galop bleef er niet over, er waren zoveel belangrijke spieren doorgesneden dat hij zich moest beperken tot een krappe stap. Elke stap was een nachtmerrie voor Dag, en Dag was het tegenovergestelde van de Dag. Hij was woedend op heel BMH. Op het schepsel wat hem gemaakt had nog wel het meest. Ze had hem nooit geleerd dat schimmen zo gevaarlijk waren, laat staan andere levenslessen. Hij had geen behoefte aan paarden, aan eten of drinken. Aan een pijnloos bestaan, wat hij waarschijnlijk nooit zou leven. Elke stap zwoegde hij verder door de dikke sneeuwlaag die zich had gevormd door de miljarden ijskristallen. Met een ‘gelukje’ vonden zijn netvliezen een grot waar hij zou kunnen schuilen. Een kleine verlichting gleed over zijn lichaam als hij de grot met korte stapjes tegemoet komt en uiteindelijk instapt. Zijn stijve lijf was moe , kapot. Met een zware zucht liet hij zijn lichaam zakken waarna het op de grond ploft. Zijn ogen worden zwaar , waarna hij uiteindelijk zijn oogleden laat vallen en weg zakt in een diepe slaap.
Zijn oogleden spannen zich aan als er een zwak zonnetje haar lichtstalen op hem laten vallen, het komt door een kier de grot binnen. Een zucht verlaat de lippen van de hengst, hij stond nog steeds in het leven. Hij hoopte er zo op dat hij niet meer in de kale grot lag en hij een ander bestaan leidde. Waarom moest hij nou deze rol in BMH vervullen? Zijn netvliezen schieten kort heen en weer in het donkere gedeelte. Geen paard of schim, mooizo. Hij had de schimmen naast merries , hengsten, veulens, leiders , moeders, vaders en andere schepsels aan de collectie angst, haat en nijd toegevoegd. Hij had zijn leven aan de categorie ‘haat’ toegevoegd waar het bestaan al eerder stond. Dat had hij de vorige nacht gedaan. Met zijn stijven stokjes die zich voordat hij was aangevallen, ontvoerd en mishandeld nog benen noemden stond hij moeizaam op. Hij bracht zijn lichaam op de normale hoogte waarna hij net zo moe en kapot was dan ervoor. Voorzichtig gluurde hij naar buiten, meteen erna vroeg hij zich af hoelang hij had geslapen. Het zwakke zonnetje had zich gevormd tot een zonnig lentezonnetje en de witte sneeuwdekens, opgebouwd uit de miljarden sneeuwkristallen waren verdwenen. Sterker nog, het groene gras wat er in overvloed groeide had de dekens al verjaagd en verdrongen. Overal was het groen met een lekker briesje. Niet dat het voor Dag zijn kijk op zijn bestaan liet veranderen. Hij bleef haat hebben aan alle schepsels, tot in het bijzonder nog steeds zijn moeder en de schimmen stonden ook hoog aan zijn lijst. Argeloos waande hij zich door het groene gras, geen enkel was voor hem als eetbaar beschouwd.
Wanneer hij langs een waterkreekje loopt wat zich laat schitteren in de zon die vol overtuiging schijnt. Niet genoeg overtuiging voor Dag. En dan opeens weet hij wat hij wilde. Hij had gehoord over de kliffen die hier dichtbij waren, die ‘gevaarlijk’ zijn. Er zouden scherpe rotsen onder hem blinken die zijn dood kil en pijnloos maakte. Met een schok in alle spieren leek hij bijna magisch aangetrokken tot de kliffen. Hij waande zich de ber g op, dat hij amper verbinding heeft met zijn achterhand boeide hem niks. Met een schok stond hij ook zo weer stil, beneden hem de scherpe punten die verlangden naar zijn bloed. Hij keek naar beneden, hij wilde springen. Hij haatte zijn leven, zijn bestaan, zijn schepping, eigenlijk alles. Waarom zou hij dan nog leven?
|
|
|