Fell 'o Rann
if you can't find something to live for, you'd best find something to die for
Soms heb je zoiets als een goede combinatie van genen. Deze merrie, Fell, was daar een uitstekend voorbeeld van: niet zozeer rank, maar hoog op d'r benen, op de juiste manier bespierd, een fijn koppie, maar niet te kwetsbaar. Grote, donkere ogen.
Fell was het type merrie dat leuk was om te zien, maar niet te bestempelen viel tot een uitzonderlijke schoonheid. Simpelweg was ze gewoon te gewoontjes: zo een merrie waar er een honderd van in het dozijn pasten, maar waar er geen één in wilde.
Fell, Fell boeide dat niet. Ze was toch niet als die andere negenennegentig. De meesten waren gewoon.. gewoon. Zij was niet gewoon. Ze was te geraffineerd. Te slim. Te doordacht misschien. Ze was een geboren vechter, een overlever. Het was niet dat ze persé gemeen was, maar vrienden maakte ze niet: als het moest, ging ze over lijken.
Niks persoonlijks hoor, daar niet van, maar soms was het gewoon zo.
Fell was het resultaat van denkers: iemand die heeft geleerd om het leven in te schatten, de mogelijkheden te zien en zo de toekomst naar zijn hand (of in dit geval: haar hoef) te zetten. Geraffineerd bleef uiteindelijk het beste woord om haar te omschrijven.
Durrz had dat geweten. Hij had nog net niet zijn schouders opgehaald toen hij instemde om de vader van haar veulens te worden. Geen van beiden had ooit de illusie gekoesterd dat ze geliefden zouden worden. Ze hadden naast elkaar geleefd, ze hadden nooit van een ander gehouden, maar evenmin van elkaar. Beiden hadden ze een keuze gemaakt: een keuze voor zekerheid, een keuze voor de toekomst, maar het instand houden van de bloedlijn was belangrijker dan liefde. Hij had gezien dat zij een goede merrie was – zoals gezegd: ze had de juiste genen, maar ze had ook de hersenen om haar kinderen te beschermen en op te voeden.
Waarschijnlijk waren ze gelukkig geweest.
Min of meer.
En toen was ze gegaan. Naar andere oorden. Niet persé zonniger, de woestijn stond nou eenmaal bekend als de zonnigste plaats, maar wel anders. Toen was ze daar. Nu was ze hier. Hier was anders. Het woud waar ze in aanbeland was, was hoog.
Hoog en donker. Fell hield niet van.. hoog, gokte ze. Ze hield namelijk wel van donker, maar deze plek benauwde haar. Misschien waren het ook wel de bomen en het struikgewas: het gebruik aan ruimte, of de overvloed van geluid.
Een ander zou misschien gevlucht zijn van deze angsten, Fell liep echter stug door. Zij vluchtte niet voor dat wat haar bang maakte. Ze zocht het op en ging de confrontatie aan. Alleen. Want er was altijd een diepgaande behoefte om samen te zijn. Dus ging ze alleen, om te bewijzen dat ze dat kon. Dat er niks was om bang voor te zien. Niet nu, niet toen, en ook niet dan. Zij was vrij, zo vrij en onbevangen als een dochter van de wind maar zijn kon.
signed NK.