| Beiden waren we nog zo jong. Te jong om te beseffen wat er allemaal aan ons voorbij is gegaan. Vaak wordt gezegd dat liefde blind is, blind voor wat er werkelijk gebeurt. En die uitspraak is er een die mijn leven in enkele woorden samenvat. Ik was zo verliefd, dat ik ook té blind werd. Volledig ben ik in mijn gevoelens opgegaan, zodanig dat ik er me haast aan over heb gegeven. Mijn gevoelens hadden mij in de hand, en niet omgekeerd. De drang naar meer werd zo groot dat ik alsmaar meer schrik kreeg die gevoelens weer te moeten afstaan. Ze moest van mij worden, en blijven. Ik wilde haar niet meer loslaten, tot mijn hart geen vers bloed meer door mijn aderen pompte. Ik beschermde haar met mijn leven, zorgde dat ze te eten kreeg, en gaf haar al de liefde die ik bezat. Maar wat ik niet zag, en had moeten zien, is dat ik daarmee haar mogelijkheden beperkte. Het is mijn schuld dat ze die vreselijke stap zette, en tot op de dag van vandaag wordt mijn ziel met het opduikende beeld in mijn hoofd gekweld. Haar val, haar kreet, het geluid van haar krakende beenderen tegen de rotspunten. Iedere dag sleep ik het verlies als een baksteen met me mee, het weegt loodzwaar, maar ik kan niet anders doen dan de beelden in mijn hoofd toe te laten. Ik wil haar niet vergeten, daar was ze me te dierbaar voor. Ze tekent mijn leven zoals nooit een andere merrie dat zal doen.
Met sloffende passen en zonder al te veel moeite te doen mijn hoeven netjes van de grond te tillen, beweeg ik mezelf voort. De witte massa die onophoudelijk uit de lucht komt gevallen, bedekt het landschap, en knerpt onder mijn loodzware hoeven. Mijn lichaam heeft dezelfde kleur en maakt mij haast onzichtbaar. Het stelt me enigszins gerust, minder opvallen betekent ook minder drang van anderen om me überhaupt aan te spreken. Sinds de dood van mijn oogappel ben ik altijd moeilijk geweest in het leggen van nieuwe contacten. Hengsten, maar vooral merries liggen me enorm moeilijk. Voor velen ben ik ook niet interessant genoeg, want ik heb geen vertelstof, en ben overduidelijk getraumatiseerd door wat ik in mijn verleden heb moeten doorstaan. Enkel iemand die het leven uit een dierbare z’n ogen heeft zien verdwijnen, zou ik staat zijn enig begrip voor me te hebben. Anderen zouden denken dat ik een in mezelf gekeerd iemand ben, die asociaal is, en niet in staat is een leiderspositie op zich te nemen. Ja, dat is wat ik tegenwoordig ben. Sinds een paar dagen werd mij de naam ‘leider’ opgekleefd. Nog steeds weet ik niet hoe ik daar mee om moet gaan. Ik weet wie ik ben en wat er van me verwacht wordt, maar de uitvoering daarvan is zoveel moeilijker dan de eenvoudige theorie. Net zoals het in mijn verleden is gegaan. Ik wist wat liefde was, wat het betekende, maar de uitvoeringsvorm heb ik enorm onderschat. Het werd zelfs zo dramatisch, dat er dingen gebeurden waar ik geen vat op had. Het glipte bij wijze van spreken als een nat stuk zeep uit mijn handen, en toen was het weg; zo ineens, maar wel voorgoed.
Het is een zacht vogelgezang die me mijn oren naar voren doet richten, voor het eerst sinds mijn toetreding tot dit – voor mij – volledig nieuwe gebied. Het rode vogeltje fladdert vrolijk om me heen, voor het uiteindelijk door de donkere schaduwen van het woud opgeslorpt wordt en volledig uit mijn zicht verdwijnt. Spontaan verschijnt een vage, maar zwoele glimlach op mijn gezicht. Ik zie erop toe dat niemand dat van me te zien krijgt, die glimlach vertrouw ik immers niemand meer toe. Het is die glimlach die ik jarenlang gebruikte om mijn honingzoete Marilynn te overtuigen van mijn liefde, zo’n glimlach die verstikkend werkt, en in mijn geval nare gevolgen heeft. Voor mij hoeft niemand meer te smelten, ik wil nu eenmaal niet nogmaals het risico lopen iemand op zo’n vreselijke manier de dood in te jagen. Ik mag er niet aan denken wat voor gevolgen dat voor mij zou hebben, om voor de tweede maal op rij de reden te zijn van iemands dood. Een volledig ongewenste dood, zo abrupt, zo krachtig, en zo definitief.
Met een waterige blik speur ik voor de zoveelste keer de omgeving af. Ik vind het belangrijk mijn omgeving te kennen, vooraleer ik me in de strijd kan gooien om anderen te beschermen. Beschermen tegen wezens die ik niet ken, en die ook omgekeerd, míj niet kennen. Mijn lichaam verstijft, in de hoop onopgemerkt te kunnen blijven, wanneer me een ander gedaante opvalt. Mijn oren schieten als is het een automatische reactie in mijn hals, en ik houd ze daar totdat ik mezelf ervan kan verzekeren dat hij me gewoon voorbij draaft. Een opgeluchte zucht glipt naar buiten en mijn hoofd zakt langzaam naar beneden. Met mijn gedachten bij mijn lieve Marilynn en verdronken in mijn verdriet, merk ik niet hoe het voorbij gedraafde paard halt houdt, en me langzaam maar zeker nadert..
|