De volgende ochtend werd Chilaili wakker. Ze stond op en ging weer uit de kustgrotten weer richting het strand achter de kustgrotten.
Na een tijdje lopen kwam ze weer aan bij het strand en nam een bad. Ze liep voorzichtig naar het water en ging er tot haar schoft in. Chilaili kwam er weer uit en haar vacht was weer stralend wit. Chilaili spitste haar oren, ze hoorde wat en riep:"Kom te voorschijn!" Het was niet boos bedoeld maar meer vrolijk. Er kwam een merrie haar kant op draven en zei:"Hallo, wie hebben we hier?" De merrie maakte een rondje om Chilaili heen en bekeek haar grondig en zei toen:"Wat doe jij hier?" Chilaili keek de merrie aan antwoorde op de vragen van de merrie:"Hallo, ik ben Chilaili en ik reis gewoon wat rond door BMH. En wat doe jij hier, en wie ben je?" Chilaili vond het altijd leuk om vrienden te maken, en ze vond de merrie wel aardig. Maar vond de merrie haar ook aardig? Dat maakte voor haar niet zoveel uit. Ieder paard is anders. Chilaili keek naar de zon die steeds hoger kwam te staan. Haar spier witte manen en vacht glansden in het zonlicht. Haar grijze onderbenen waren mooi ter opzichte van de stenen achter haar zag je alleen haar boven lijf. Chilaili keek weer naar de merrie op wachtend naar een antwoord op haar vragen.